Wat goed dat de NRC vorige week aandacht besteedde aan sociaal ondernemen! Na de ongelukkige aanleiding dat twee bakens van sociaal ondernemen in Nederland, Granny’s finest en WakaWaka, helaas hun onderneming hebben moeten staken, is het goed om eens met elkaar te reflecteren op de sector. 

Wij delen graag onze zienswijze op de stelling “Sociaal ondernemen kan niet zonder structurele subsidie”. Wij zijn het hier niet mee eens en leggen graag uit waarom:  

1. Ondernemen is risico’s nemen 

Jaarlijks worden in Nederland zo’n 200 startups gestart. Van deze 200, blijven ongeveer 70 tot 110 bedrijven klein. Een andere 80 tot 120 ondernemingen worden binnen een jaar weer gestaakt. Slechts 5 tot 10 % groeit uit tot een succesvolle onderneming (onderzoek ING). Dit betekent ook dat veel startende ondernemingen de eerste paar jaren verlies draaien. 

Dit beeld is voor sociale ondernemingen niet anders. Maar uit onderzoek van McKinsey zien we ook hoe de sector groeit in omzet en daarnaast ook meer werkgelegenheid creëert. Zo groeide de sector tussen 2010 en 2015 met ruim 70% tot 3,5 miljard euro. Daarnaast creëerde de sector 25.000 nieuwe banen in deze periode, terwijl de Nederlandse banenmarkt als geheel ruim 70.000 banen verloor. Met als extra pluspunt dat deze toegenomen werkgelegenheid juist ten goede komt aan mensen die voorheen niet of met moeite konden participeren in het werkende leven. 

Ondernemen is risico’s nemen. Sociale ondernemingen zullen net als andere startende ondernemingen het niet altijd halen, ongeacht of ze afhankelijk zijn van subsidies. 

2. Sociaal ondernemers starten vanuit missie

Veel sociaal ondernemers starten vanuit een missie. Ze worden gegrepen door een maatschappelijk vraagstuk, zoals een familielid met een beperking of het zien van voedsel dat verspild wordt in hun wijk. Zo rollen ze als het ware het ondernemerschap in. 

Dit is een verschil met andere ondernemingen, waar vaker een ervaren businessman of –vrouw aan het roer staat. Sociaal ondernemers zijn regelmatig bewust onbekwaam: ze weten dat ze geen ervaring hebben met het opzetten van een businessplan of het voeren van een financiële administratie, maar ze willen wel impact maken op een maatschappelijk of ecologisch vraagstuk. Maar ben je professioneel genoeg voor alles wat komt kijken bij ondernemerschap? 

Voor het professionaliseren van de sector is meer hulp en ondersteuning nodig omtrent ondernemersvaardigheden van deze missie-gedreven ondernemers. Professionele netwerken, overheidsinstanties, investeerders en financiële dienstverleners kunnen een enorme boost geven aan de sector door hun kennis en ervaring van ondernemen te delen met sociaal ondernemers.

3. Een contract is geen subsidie  

Sociaal ondernemen kenmerkt zich door een innovatief, markt-gedreven verdienmodel waarmee een maatschappelijk of ecologisch probleem wordt aangepakt. In de Social Enterprise Monitor geeft 60% van de sociale ondernemingen aan geen gebruik te maken van subsidies. Van maar 6% is meer dan de helft van hun inkomen afkomstig uit subsidies. 

Dit neemt niet weg dat sociaal ondernemers veelal een publieke taak van de overheid overnemen. Zorg, welzijn en participatie zijn van belang voor een gezonde en inclusieve samenleving. Dat hier publiek geld voor nodig is, staat daarom buiten kijf. Zoals Joske Paumen, directeur van de The Colour Kitchen ook aangeeft als reactie op de stelling: “We hebben wel contracten met gemeentes en het UWV voor het opleiden van uitkeringsgerechtigden die moeilijk aan een baan kunnen komen. […] Maar wat zij ons betalen, zie ik niet als subsidie. Wij leveren hen gewoon diensten en betalen ook BTW over de inkomsten daaruit.” 

Sociale ondernemingen die een publieke functie in zorg en welzijn overnemen van de overheid op een innovatieve en ondernemende manier, hebben vaak nog altijd publiek geld nodig. Dit is logisch: dit is immers een taak van het publieke domein, uitgevoerd door sociale en publieke ondernemers. We moeten contracten met gemeenten dan ook niet door elkaar halen met subsidies.

4. Het ontbreekt de sector aan toegang tot markten en financiering

Succesvolle startups worden gekenmerkt door ambitie. Toegang tot financiering is een must. Een veelgehoord geluid van sociaal ondernemers is de wens om te groeien, maar het gebrek aan toegang tot markten voor opschaling en toegang tot (reguliere) financiering beperkt hen hierin. 

Toegang tot financiering is in 2018 genoemd als één van de grootste uitdagingen voor sociaal ondernemers bij zowel het rondetafelgesprek in de Tweede Kamer, alsmede de G40 roadmap voor sociaal ondernemen en het PWC rapport over samenwerkingen tussen gemeenten en sociaal ondernemers. Als we maatschappelijke waarde gaan definiëren naast financiële waarde, kunnen sociaal ondernemers hun impact opschalen en nog meer mensen laten participeren. 

Hierin ligt een belangrijke gezamenlijke rol voor ondernemers, financiële dienstverleners en overheidsinstanties om de impact van sociaal ondernemers inzichtelijk te maken. De stappen die hiervoor gezet worden door o.a. Sinzer, Avance en PIANOo zullen de weg naar reguliere financiering moeten banen. 

Conclusie

Sociaal ondernemerschap zit in de lift en we moeten als samenleving goede manieren vinden om deze beweging te ondersteunen. Dit is niet altijd makkelijk. Het vergt lef, het doorbreken van patronen en het radicaal anders kijken naar de toegevoegde waarde van ondernemers in het publieke domein. Simpelweg de sector schuiven onder ‘subsidie-afhankelijk’ is in onze ogen te rechtlijnig en doet geen recht aan de nuances van het debat en aan de vele sociaal ondernemers die hun eigen broek ophouden. 

Wil je hier met ons over verder praten? Graag! Mail dan naar Marit Schouten (marit@socialimpactfactory.com).